Xavier Legrands Jusqu’à la garde: Tot de dood ons scheidt.

sep 27, 2018   //   by Ivo De Kock   //   actueel, Algemeen, drama, dvd, film, genre, regisseur, thriller  //  No Comments

JUSQU’A LA GARDE

Met zijn langspeelfilmdebuut Jusqu’à la garde, een ondraaglijk echte afdaling in de emotionele en gewelddadige hel die een vechtscheiding is, won de Franse filmmaker Xavier Legrand in 2017 de regieprijs op het festival van Venetië. Zijn slimme mix van docudrama en thriller, van Depardon en Kubrick, is een filmische mokerslag die blijft nazinderen.

JUSQU’A LA GARDE

In 2013 draaide Xavier Legrand Avant que de tout perdre, een in diverse festivals bekroonde kortfilm die een met blauwe plekken overladen vrouw (Léa Drucker, toen reeds) volgt de dag waarop ze besluit haar gewelddadige man te verlaten om haar kinderen in veiligheid te brengen. De ontsnapping lijkt te lukken maar in het slotbeeld zien we dat de man de achtervolging inzet met zijn wagen. Verhalen van familiaal geweld stoppen zo maar niet en dat wou acteur-regisseur Legrand aanvankelijk via twee kortfilm sequels duidelijk maken.

Tot hij besloot om alles samen te ballen in één langspeelfilm. Jusqu’à la garde toont de calvarietocht van een vrouw met kinderen (Miriam) na de scheiding van haar gewelddadige man (Antoine). De nachtmerrie wordt voornamelijk bekeken door de ogen van een kind, de elfjarige Julien. We zien zo de haat en de agressie van de psychopatische man t.o.v. zijn ex-vrouw, de chantagepogingen waar de kinderen (de jongen en zijn oudere zus) het slachtoffer van zijn en de groeiende dreiging. Maar vooral ook de psychologische wurggreep waarin een gestoorde vader zijn onzekere zoon houdt.

Jusqu’à la garde begint als een Raymond Depardon documentaire, met een schijnbaar neutrale registratie van discussies die de gescheiden ouders en hun advocaten voeren bij de rechter. Het gezag van de magistraat en de advocaat zorgt ervoor dat de spanningen niet escaleren maar het is duidelijk een stuk theater met een tijdelijk karakter. Dat zijn ex een gedeeld hoederecht over de jongste zoon (de dochter ontsnapt als adolescente aan de dans) weet af te dwingen zint Antoine Besson duidelijk niet. En het juridisch apparaat staat duidelijk machteloos tegenover de affectieve en psychologische gevolgen van de strijd tussen Antoine en Miriam.

JUSQU’A LA GARDE

Xavier Legrand verlaat dan ook snel het terrein van de rechtbankdocumentaire om via de spanning die uitgaat van de onvermijdelijke, dreigende geweldexplosie het terrein van de psychologische film noir en de thriller met horrorinslag, van The Night of the Hunter (Charles Laughton) over Halloween (John Carpenter) tot The Shining (Stanley Kubrick), te betreden. Zonder dat het een manicheïstische monsterfilm wordt want de vaderfiguur is even demonisch als kwetsbaar. Julien wordt dan ook gegijzeld door de botsing tussen zijn ouders. Hij wil wat graag geloven in de tristesse van een jaloerse vader die zich slachtoffer voelt maar hij is ook bang van hem. Tegelijk ziet Julien zich als een beschermengel van zijn beproefde moeder en tracht hij te schipperen om iedereen tevreden te stellen.

Door het standpunt van de verscheurde jongen in te nemen wijst Legrand op de complexiteit van een vechtscheiding zonder het gevaar en het geweld te minimaliseren. Het maakt de finale explosie, waarbij de vader transformeert in een waanzinnige geweldenaar, gruwelijk én beklemmend. Legrand focust op de angst en haalt Jusqu’à la garde zo uit het terrein van de cerebrale, moraliserende themafilm. Hij maakt tevens krachtig zijn punt. Met name dat een faits divers (man richt bloedbad aan) niet uit het niets komt maar voortvloeit uit een opstapeling van dagelijks geweld en de culminatie van stelselmatig opgebouwde angst en agressie.

Het wordt ook duidelijk dat geweld heel lang subjectief lijkt en vooral een mentale marteling blijft tot het escaleert en extreem fysiek wordt. Heel dit proces gaat ook gepaard met toenemend isolement, de dader sluit zijn slachtoffers af van de wereld om ze op te sluiten in een claustrofobisch universum van angst en onzekerheid. Legrand brengt dan ook geen groepen of gemeenschappen in beeld, weert scènes in collectieve school- en werksituaties. De betrokkenen lijken alleen op de wereld, pas wanneer de situatie ontploft grijpt een outsider (een verbijsterd en angstig toekijkende buur) in en kan de steevast achter de feiten aanhollende politie een race tegen de tijd beginnen.

JUSQU’A LA GARDE

£

De terreur en het lijden worden niet enkel gevisualiseerd maar ook geëvoceerd via uitvergrote dagelijkse geluiden: wind, slaande deuren, optrekkende auto’s,… Terwijl de slachtoffers zich meer via woorden en gebaren weren dan door grote acties. Zoals Julien zich met een kinderlijke reflex verzet tegen zijn vader wiens herhaald “Où est ta mère?” (wanneer hij haar nieuw schuiladres wil ontdekken) leidt tot “Dans ton cul.

Jusqu’à la garde werkt op twee niveaus. Enerzijds het naturalistisch niveau: de klinische, uitgepuurde registratie van het gedrag en de acties van alle betrokkenen. Anderzijds het imaginair niveau: het in psychologisch realisme en fantasie gedrenkt onderzoek naar de emoties verbonden met geweldsescalatie. Terwijl het eerste niveau de feiten toont, belicht het tweede niveau de onderliggende mechanismen. Beiden niveaus lopen door elkaar en illustreren hoe onderdrukte frustraties en verdrongen angsten net als het rationele en het irrationele verstrengelen en leiden tot een destructieve geweldspiraal.

De acteurs zijn formidabel. Denis Ménochet, Léa Drucker en Thomas Gloria zetten complexe personages neer en zorgen er voor dat deze hallucinante nachtmerrie geloofwaardig en authentiek overkomt. Maar ook de regisseur-scenarist levert sterk werk af. Met zijn mix van docufictie en thriller legt hij de vinger op een malaise, een tikkende tijdbom die onder de radar van de samenleving blijft maar mensen en levens dreigt te verwoesten.

Tegelijk toont Jusqu’à la garde ook veerkracht, levenswil en optimisme. Gesymboliseerd door dochter Joséphine die op haar verjaardagsfeestje met hart en ziel John Fogerty’s ‘Proud Mary’ zingt: “If you come down to the river; Bet you gonna find some people who live; You don’t have to worry cause you have no money; People on the river are happy to give.” Om alle pijn te overstijgen met een meeslepend refrein: “Big wheel keep on turnin’; Proud Mary keep on burnin’; Rollin’, rollin’, rollin’ on the river.” Geweld doodt, hoop doet leven.

IVO DE KOCK

JUSQU’À LA GARDE: Xavier Legrand, F 2017, 93′; met Denis Ménochet, Léa Drucker, Thomas Gloria; FILM: **** / EXTRA’S: 0; dis. September Film.

Leave a comment