Paul Thomas Andersons Inherent Vice: Trippen is een must in een gekke wereld
De Amerikaanse cinema blinkt uit in ontluisterende, melancholische verhalen die verankerd zijn in de realiteit maar toch een hoog larger than life-gehalte bezitten. Verhalen die een tijdsgewricht – de jaren 60 (Selma), 70 (Inherent Vice) en 80 (A Most Violent Year, Foxcatcher) – fileren en daarbij racisme, hebzucht en narcisme als maatschappelijke onderstromen blootleggen. Paul Thomas Andersons briljante, geschifte Thomas Pynchon-verfilming is daarbij een buitenbeentje.
Inherent Vice is gedrenkt in ontgoocheling over de neoliberale wereld met zijn narcisme en geldzucht, maar oogt als een sprookje dat even verward is als de geest van zijn protagonist, de speurder die wat te veel aan de bewustzijnsverruimende middelen heeft gezeten en zo de grens tussen fantasie en realiteit zag vervagen.
De boodschap is dubbel; het leven is iets waar je aan moet ontsnappen (paranoia en tegencultuur vinden elkaar) en de realiteit wordt angstaanjagender dan welke fictie ook (samenzweringen en kapitalisme zijn verstrengeld).
IVO DE KOCK
INHERENT VICE: Paul Thomas Anderson, US 2014; 148’; met Joaquin Phoenix, Josh Brolin, Owen Wilson; FILM: **** / EXTRA’S:
** (documentaires); dis. Warner.