Interview Jean-Pierre en Luc Dardenne: Het expressionistisch realisme van La fille inconnue
Met de dood van een anonieme vluchtelinge lijken de broers Dardenne in te spelen op de actualiteit. “Maar we werkten al aan La fille inconnue voor we aan Deux jours, une nuit begonnen,” benadrukt Luc Dardenne, “onze films zijn universele verhalen over morele vraagstukken en geen documentaire momentopnamen.”
Sommige misverstanden zijn hardnekkig. Zo wordt Vittorio De Sica’s Ladri di Biciclette al sinds André Bazin gezien als toppunt van het Italiaanse neorealisme. Alleen zijn de straten in sommige sequenties opvallend leeg op de drukste momenten van de dag. Niet bepaald realistisch. De Italiaanse regisseur wou hiermee iets zeggen; het decor drukte het alleen-zijn van het individu uit. Eerder expressionisme dan realisme dus.
Ook de tweevoudige Gouden Palmwinnaars en voormalige documentairemakers Jean-Pierre en Luc Dardenne worden sinds Rosetta, waar hun camera via de rug van een energiebom een rauwe realiteit in beeld brengt, afgeschilderd als realisten. Terwijl de Luikse broers via hun ‘guerrière’ de nood aan empathie en verantwoordelijkheidszin wilden uitdrukken. Dat hun expressionistisch realisme een vorm van morele cinema is blijkt andermaal uit La fille inconnue waar de ‘krijger’ een met schuldgevoelens worstelende jonge vrouwelijke arts is die ook strijdt tegen de vernietiging van sociale banden..
“We liepen al even rond met dit personage,” zegt Luc Dardenne, “een arts die geacht wordt te verzorgen, het lijden te verlichten en het leven beschermen wilden we in een situatie plaatsen waarin hij dit niet respecteert. Daarbij kwam de vraag hoe men zich herstelt van dergelijke beslissing met gevolgen, hoe je het weer kan goedmaken.”
“Jenny heeft niemand gedood maar wel een fout gemaakt,” vult Jean-Pierre Dardenne aan, “ze voelt zich verantwoordelijk omdat ze haar deur niet opende voor een patiënt in nood. Wat kan ze nog doen voor dat dood aangetroffen meisje? Haar een naam bezorgen. Op die manier haalt ze deze onbekende terug naar de samenleving. Wanneer ze naamloos begraven wordt zal niemand weten dat ze bestaan heeft. Dat kan Jenny niet laten gebeuren, ze wil de deur geen tweede keer sluiten.”
Jenny bewaakt de morele waarden van de samenleving.
Luc: De arts is cruciaal voor de gemeenschap, ze zorgt ervoor dat mensen met elkaar praten. Zij deblokkeert zaken terwijl zij die de dode kenden – zoals de garagist en zijn zoon, de zus en haar echtgenoot – niet spreken omdat zwijgen in hun belang is. Jenny wil hen laten praten om de naam te vinden, niet om hen te beschuldigen. Daarom verwijst ze naar het medisch geheim. Het enige wat ze vraagt is om aan het meisje te denken. Ze wil geen sheriff zijn. Zelf verandert ze tijdens de zoektocht. Ze geeft haar veilige carrière op omdat ze dicht bij haar patiënten, kwetsbare mensen die gemarginaliseerd worden, wil blijven.
Jean-Pierre: We wilden geen genrefilm maken al is Jenny een detective die aanwijzingen vindt door lichamen te onderzoeken. In tegenstelling tot veel genrefilms werken we niet met valse sporen, vreemde verhaalkronkels en duistere personages. De gebeurtenissen volgen elkaar gewoon op. Wij focussen op de manier waarop ze luistert, de zachtheid van haar gebaren, haar naïviteit en openhartigheid. Zo willen we tonen hoe ze mensen aan het praten krijgt. De emotie van de detective is belangrijker dan de intrige, dan het mysterie dat ze ontrafelt. Dat en de manier waarop ze erin slaagt te bekomen dat mensen praten en hun privébelangen vergeten. Ze is oprecht maar wanneer ze de garagist in zijn mobilhome opzoekt en verwacht dat hij gaat praten is ze ook naïef.
Luc: Door haar schuldgevoelens verlaat ze bewust de veilige paden en brengt ze zichzelf in gevaar.
Het dokterskabinet ligt geïsoleerd aan een snelweg langs de Maas.
Luc: Die snelweg symboliseert het leven dat doorgaat terwijl het meisje dood is. In het kleine kabinet zitten mensen die fragiel worden door wat ze zeggen terwijl op de achtergrond de auto’s blijven voorbijrazen. Het is een anonieme omgeving, zonder menselijke aspecten zoals buren en spelende kinderen. De onverschilligheid heerst, niemand stopt, niemand staat stil bij dit overlijden.
Jean-Pierre: De Maas geeft aan dat het zich dicht bij ons afspeelt; vluchtelingen die komen, voorbijgaan en sterven aan de rivier. We willen niet onrealistisch zijn en zeggen dat iedereen zomaar opgevangen kan worden maar realisme staat te vaak gastvrijheid in de weg. Een mens mag nooit vergeten dat hij eerst en vooral gastvrij moet zijn.
Luc: Vluchtelingen worden nummers, men vergeet dat ze een leven en emoties hebben. In veel Europese landen nemen egoïsme en haat toe en dat is gevaarlijk. Je moet de problematiek met een open en niet met een bekrompen geest benaderen.
Na de groepsportretten van Deux jours, une nuit focussen jullie op een centraal personage.
Jean-Pierre: In La fille inconnue wordt alles gecentraliseerd rond iemand die een misstap begaat, die verandert en anderen aanzet om te veranderen. Deux jours, une nuit was een centrifugale film met een uitdeinend verhaal en dingen die veel mensen in beweging zetten.
Jullie hebben de film ingekort na Cannes, speelde ook hier dit centreren rond een personage?
Luc: Ergens wel. We verwijderden 7min30 zonder scènes te schrappen. Door stukjes te halen uit scènes maakten we ze compacter. Door direct in de actie te duiken wordt de kijker meer gegrepen door het gebeuren en het hoofdpersonage. Daardoor blijven we bij het bezoek aan het cybercafé in de geest van onze protagoniste en verloopt de overgang van de op ons toestappende Jenny naar de slapende Jenny naadloos.
Jean-Pierre: We zijn wat te arrogant geweest eigenlijk, we dachten meteen na de draaiperiode te kunnen beginnen met monteren terwijl we normaal twee weken pauze nemen. Daardoor konden we onvoldoende afstand nemen van wat we net gedraaid hadden. De kritiek in Cannes heeft ons goed gedaan. Mocht iedereen gezegd hebben dat het geniaal was, zouden we niets gedaan hebben.
Een hypothetische vraag (maar ondertussen viel het bericht dat de broers plannen in deze richting hebben): hoe zouden jullie een film over de Brusselse terreurdaden aanpakken?
Jean-Pierre: De beste benadering loopt via de werking van fanatisme en haat. We zouden tonen hoe haat bij mensen binnendringt, in hun hoofd gaat spelen en hen aanzet verschrikkelijke dingen te doen. Het gaat om hoe haat groeit bij een jong kind onder invloed van religie, hoe door opvoeding en omstandigheden het vijandbeeld gecreëerd wordt bij jongeren.
In Black Legion, een film uit 1937 van Archie Mayo over het blanke racisme in Amerika, speelt Humphrey Bogart een man die zich aanvankelijk laat meeslepen door de propaganda van een Ku Klux Klan-achtige organisatie maar zich uiteindelijk bevrijdt van de haat. Dat doet hij door een verrader te zijn, een lafaard.
Wanneer je in een dergelijke omgeving zit en je ogen opent, loopt het slecht af want je vroegere medestanders willen je dan doden. Weinigen zetten die stap, deradicalisering treedt maar bij een kleine minderheid op. Haat en fanatisme zijn verslavend, extremisten kunnen net zoals drugsverslaafden moeilijk afkicken.
Radicalisme kan ook niet herleid worden tot de invloed van religie of kansarmoede, er spelen verschillende factoren. Het bevrijdt donkere zaken in de geest van mensen. Twintig jaar geleden had ik nooit gedacht dat kamikaze terroristen bommen zouden doen ontploffen in Brussel. Voor ons zou een film moeten onderzoeken wat er omgaat in hun hoofden en niet hoe ze te werk gaan.
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in DE FILMKRANT, oktober 2016)