Cliché & organisatie van Luc Peters: Film, tool voor denkers. Met dank aan Deleuze.

mrt 14, 2016   //   by Ivo De Kock   //   actueel, boek, filmkritiek  //  No Comments
existenz 1

EXISTENZ

Hoe kan je organisaties beter laten functioneren? Door er het denken in terug te brengen luidt de stelling van Luc Peters. Beslist een uitdagend standpunt. Even opmerkelijk is zijn aanpak die erin bestaat via kunstvormen als film en literatuur de wereld van organisaties te openen en aspecten zoals identiteit, team-dynamiek en management te belichten. In ‘Cliché & organisatie. Denken met Deleuze & film’ fileert deze voormalige manager die filosofie én marketing studeerde andere boeken over organisaties. Maar hij introduceert vooral ook een heel eigen visie die hij staaft met de ideeën van baanbrekende filosofen (Deleuze, Heidegger, Sloterdijk) en de films van visionaire cineasten (de Coen Brothers, Cronenberg, Antonioni, Tarkovski).

De motivatie van Peters om dit boek te schrijven, en zijn provocatieve stelling te schragen met soms buitenissige films, is zijn verlangen om de door hem als manager van een grote organisatie zelf vastgestelde afwezigheid van denken in organisaties te duiden en te counteren. Ook al beseft hij dat denken en organisaties heel verschillend werken. Denken draait immers om mogelijkheden wikken, wegen én openhouden terwijl organisaties draaien rond het nemen van ‘nuttige’ besluiten en het bewaren van zekerheden. Openheid versus controle.

Peters opent de debatten door te stellen dat organisaties vastzitten in clichés waardoor ze niet meer denken maar enkel nog kopiëren. Kortom, ze zitten creatief in het slop. In hun voorspelbare wereld waar alles maakbaar hoort te zijn worden clichés als efficiency, transparantie, doelgerichtheid of de sterke leider, kritiekloos gebruikt. Volgens de auteur raken organisaties daardoor in conflict met zichzelf en ontwikkelt er zich een schijnbaar onoplosbare crisis.

Tot hier kleurt Peters nog niet echt buiten de lijnen. Zijn originaliteit, en de verdienste van dit ongebruikelijk boek, is dat hij film opvoert als een kuntsvorm die niet enkel subversief kan zijn maar ook ons tot denken kan aanzetten waardoor de clichés waaraan organisaties vasthouden doorbroken worden. Film kan ons een heel andere wereld laten zien stelt Peters die toegeeft de mosterd vooral bij de Franse filosoof Gilles Deleuze (1925-1985) te hebben gehaald.

“Deleuze ziet de film als de enige oplossing,” lezen we, “deze kan ons, volgens hem, het beeld laten zien waarvan we niet meer in staat zijn om het te zien”. Film zorgt zo voor hoop, stelt ons in staat “om het vertrouwen in onze wereld weer terug te krijgen”. Anders gezegd, “door het zien van de film, het lezen van het beeld, zien we de wereld achter de façade van het cliché. We krijgen de mogelijkheid ze te doordenken en op die manier krijgen we ons vertrouwen in deze wereld terug”.

Peters stipt daarbij aan dat Deleuze een tweedeling doorvoert bij zijn benadering van film. Hij onderscheidt de klassieke en de moderne film, waarbij de laatste ons de werkelijkheid achter of naast het cliché kan en wil laten zien. Peters zelf plaatst de moderne film tegenover de clichéfilm. Die clichéfilm toont ons heldenverering, happy endings, een kenbare en maakbare wereld en een logische verhaallijn; terwijl de moderne film deze clichés doorbreekt en zo een ander en completer beeld presenteert dan we gewoon zijn te zien. Helden zijn niet (meer) wat ze lijken (waren), hun gedrag is dikwijls weinig heroïsch, hun avontuur is vaak onlogisch en hun acties resulteren niet altijd in een goede afloop.

Verwijzend naar Deleuze benadrukt Peters dat de moderne film de potentie van film benut en ons het rauwe, onafwendbare beeld van de werkelijke werkelijkheid toont. Om dit te realiseren was er een crisis nodig. Stromingen zoals het Italiaanse neorealisme en de Franse Nouvelle Vague verwierpen de clichématige, rooskleurige voorstelling van de dagelijkse realiteit. Een dagelijkse realiteit die een dagelijkse banaliteit werd.

De vijf kenmerken van de noodzakelijke crisis waren een verstrooide meervoudige situatie (er bestaat niet één omschrijving of waarheid die op een bepaalde situatie van toepassing is), geen logische sequentie van gebeurtenissen (de specifieke onderdelen zijn losgebroken van elkaar), het slenteren (het dwalen en de reis primeren op het doel), het vertrouwen op clichés (de voorwaarden voor clichématig handelen zijn verdwenen maar de clichés zijn er nog) en de alleenheerschappij van clichés (iedereen zit, vaak onbewust, gevangen in een web van clichés).

Het cliché moet doorbroken wordt stelt Peters, maar dan kan niet gebeuren door het te ridiculiseren of te vernietigen. Waar het op aan komt is het beeld te tonen zoals het daadwerkelijk is. “We hebben de banaliteit verdrongen en er het cliché voor in de plaats gezet zonder dat we ons daar nog bewust van zijn,” schrijft Peters, “het cliché verbergt onze wereld en wordt op die manier onze wereld. Dit leidt tot desillusie, afstomping en desinteresse”.

VOORKEUR GROOT PAT GARRETT

PAT GARRETT AND BILLY THE KID: Sam Peckinpah

Dit illustreert hij met het werk van de Amerikaanse regisseur Sam Peckinpah. De maker van The Wild Bunch, Bring me the head of Alfredo Garcia, Pat Garrett & Billy the Kid en Major Dundee toont ons een wereld waarin de hoofdpersonen geen illusies hebben, niet dromen van verandering en amper hoop hebben om te overleven. Een overleven dat bovendien geen nut heeft. “Het wordt een doelloze en uitzichtloze aangelegenheid waarin walging centraal staat” dixit Peters. Samen met de melancholische oprisping van Peckinpah, “there’s only a few of us left”. De echte, niet-clichématige, mannen en vrouwen behoren tot het verleden.

De bespiegelingen die Peters maakt over het cliché zijn interessant. Zeker wanneer hij het heeft over de cruciale rol van architectuur in ons denken over clichés. Of over de effecten van architectuur op organisatie. Maar toch blijft zijn uiteenzetting vrij droog en academisch. ‘Cliché & organisatie. Denken met Deleuze & film’ komt pas tot leven wanneer de auteur dieper ingaat op enkele films waarin ‘zijn’ thema’s aan bod komen.

Film was reeds een tool voor filosofen toen de beeldcultuur nog niet zo sterk was doorgedrongen (de jaren ’80 waarin Deleuze voor het eerst over film begon te schrijven) maar blijft zodanig tot de verbeelding spreken dat we net dat tikkeltje geboeider volgen wanneer Peters films zoals Clerks, Do the Right Thing, The Big Lebowski, Ikiru, Stalker, Blow-Up, L’avventura, L’eclisse, Playtime, Dogville, Brazil, The Hudsucker Proxy en eXistenZ opvoert in zijn discours.

Vooral eXistenZ van David Cronenberg (bekend van o.m. Videodrome, The Fly, Naked Lunch, A History of Violence, Cosmopolis en Maps to the Stars) levert food for thought op. Peters onderstreept dat Cronenberg het cliché dat stilstand achteruitgang is ter discussie stelt. Wat klopt, voor de Canadese regisseur is evolutie geen synoniem voor vooruitgang, voor een verandering naar iets beter. Evolutie is voor hem gewoon verandering. Daar een moreel oordeel aan vastknopen is fout. “Het idee dat evolutie te maken heeft met beter en sterken worden, is eigenlijk een religieus concept”, vertelde hij in een recent interview.

“Cronenberg laat ons de donkere kant van de techniek zien, een kant die anders voor ons verborgen zou blijven,” vult Peters aan, “in zijn films staat het lichaam centraal”. Voor Cronenberg zijn we allemaal gekke wetenschappers en vormt ons leven ons belangrijkste experiment. “We zoeken een manier om te leven, om problemen op te lossen, waanzin en chaos af te wenden”, klinkt het. Zekerheden ontbreken daarbij, maar ook van goddelijke interventie is er geen sprake. Cronenberg is een atheïst met een afkeer voor het bovennatuurlijke. De sleutel voor alles situeert hij in het menselijk lichaam: “Wie films maakt, brengt lichamen in beeld. Ik onderzoek wat het betekent om een lichaam te zijn”.

Volgens Peters zien we in eXistenz dat de wereld identiek is aan een spel, een videogame. Correcter is dat volgens Cronenberg de realiteit en de parallelle (game)realiteit samenvallen. “Ik zie de realiteit als een creatief en constant veranderend iets en in Videodrome en eXistenz suggereer ik dat een gewoon iemand die een normaal leven leidt een vreemde, virtuele realiteit kan ervaren,” aldus Cronenberg, “de realiteit is ons zenuwstelsel. Ik heb vaak gezegd dat wanneer je een hond zou zijn die zich in dezelfde ruimte bevindt als een mens, je ervaringen – kleuren, geuren, ruimtegevoel, smaak – helemaal anders zouden zijn. Die hond heeft zijn eigen virtuele realiteit waarin hij leeft. Een die totaal verschilt van de onze. Met andere woorden, er bestaat geen absolute realiteit”.

Zo ver wil Peters niet gaan. Maar door eXistenZ met zoveel passie als een waardevol filosofisch kunstwerk te presenteren zet hij ons wel aan het denken. En wat zei Cronenberg ook weer? “Als filmmaker stel ik vragen maar ik bezit geen antwoorden. Filmmaken is een filosofisch onderzoek, ik nodig het publiek uit om deel te nemen aan de tocht en te ontdekken wat ze denken en voelen”. Dat doet ‘Cliché & organisatie. Denken met Deleuze & film’ ook en zoiets is geen geringe verdienste. Kortom, dit is gezond voedsel voor gedachten.

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in DE LEESWOLF, september 2014)

Luc Peters, Cliché & Organisatie, Ijzer Utrecht, 2014, 317 pag.

existenz 4

EXISTENZ

Leave a comment